Rumi in de ogen van Gulen

Rumi in de ogen van Gulen

 

Fethullah Gülen schreef een stuk over Rumi en soefisme als voorwoord in Fundamentals of Rumi’s thought: A Mevlevi Sufi Perspective – Sefik Can (klik hier voor dit boek).  Hieronder kunt u zijn stuk over Rumi lezen.

[divider]

Mevlana Djalal al-DIN Rumi

De waarde van Rumi

Mevlana Rumi Roumi en Fethullah Gulen

Er zijn speciale personen die met behulp van hun stem, hun liefde en enthousiasme een teken van hoop zijn voor de mensheid en die zo eeuwenlang fris en levendig blijven. De tijd slaagt er kennelijk niet in om deze karakters verouderd te maken.

Hun gedachten, analyses, verklaringen en geestelijke boodschappen, die nooit verloren zullen gaan, bieden steeds weer vele en gevarieerde alternatieve ideeën en oplossingen voor de sociale problemen van vandaag.

Rumi is zo’n persoonlijkheid. Ondanks de enorme hoeveelheid tijd, die zijn leven van het onze scheidt, blijft Rumi naar ons luisteren, ons gevoel delen en oplossingen voor onze problemen geven op een manier die zijns gelijke niet kent. Ondanks het feit dat hij enkele eeuwen geleden leefde, blijft hij vandaag nog altijd actueel als leefde hij nu onder en met ons. Hij is een verlichte geest die zijn licht van de geest van de Meester van het Mensdom ontving, namelijk de Profeet Mohammed (vrede zij met hem) en die dit licht op tal van manieren overal verspreid heeft.

Hij werd uitverkoren om een van de godvruchtige mensen van deze wereld te zijn, om zuiver van hart te zijn, een gezegend mens wiens woorden de predikers van liefde en hartstocht overtreffen. Hij is als Israfil (een van de vier aartsengelen, Rafaël) die (bij de Opstanding) de dode geesten weer leven inblaast. Hij geeft levenswater aan de dorre harten van velen, als een geestelijke bevloeiing. Hij geeft de reizigers licht op hun pad. Hij is de perfecte erfgenaam van de Profeet.

“Ondanks de enorme hoeveelheid tijd, die zijn leven van het onze scheidt, blijft Rumi naar ons luisteren, ons gevoel delen en oplossingen voor onze problemen geven op een manier die zijns gelijke niet kent.”

DJalaladdin Rumi, een godsman, haastte zich op zijn eigen geestelijke reis naar God. Daarnaast riep hij talloze anderen op die reis te maken door ijverig te streven naar God. Hij was een evenwichtig mens, geïnspireerd om met liefde en enthousiasme te leven. Hij deed dit zo dat hij ook anderen hiertoe inspireerde en hij blijft dit doen. Naast zijn hartstocht voor God, samen met zijn kennis van en liefde voor Hem, is Rumi algemeen erkend als een meester in eerbied en  ontzag voor God. Hij was en blijft iemand die uitnodigt, iemand wiens krachtige stem iedereen uitnodigt om de waarheid en de hogere werkelijkheid te bereiken.

Rumi was een ware leraar, wiens vreugde rechtstreeks van God kwam en die door God begiftigd was met liefde en hartstocht. Zijn leven weerspiegelt de waarheid. Tevens wist hij de mensen van zijn tijd zo goed te bereiken dat zijn stem die van de Profeet Mohammed (vrede zij met hem) als het ware weerkaatste, een stem die eeuwen daarna nog gehoord wordt.

Hij was zo welsprekend dat hij niet alleen zijn gezegende tijdgenoten kon inspireren, maar ook mensen van onze tijd, eeuwen na zijn fysieke bestaan. Dit was zijn roeping door God. Daartoe gaf God hem een zuiver innerlijk en uiterlijke vermogens, zodat hij hierin kon slagen.

Zijn hart was vervuld met het Licht van God. Hij was dus een wijs man, die dit Licht uitstraalde als een kostbare edelsteen. In hem leefden de geheimen van het goddelijke. Zijn innerlijke ogen konden die geheimen kennen in de glans van dit Licht.

DJalaladdin Rumi was in zijn tijd als de poolster, of als een kompas dat de mensen leidt. Hij is als een geheiligde lamp die zijn licht, het licht van de waarheid, ontleent aan de Profeet. Veel van Gods schepselen worden aangetrokken door licht en zo werden er honderdduizenden ‘vlinders’ tot dit licht aangetrokken.

Hij is een gids naar een beter menszijn. Rumi is ook een goede weergever van de waarheid van de Qur’an en van de liefde en ijver voor de Profeet Mohammed (vrede zij met hem). Rumi kon mystieke taal gebruiken om anderen naar Gods Liefde te leiden. Wie zich door hem laten leiden kunnen uiteindelijk de aanwezigheid van God voelen. Zij die onder zijn leiding de Qur’an aandachtig lazen ondergingen veranderingen, en blijven dat doen, vergelijkbaar met getuigenissen van mensen die leefden in de tijd van de Profeet.

Toen de verzen van de Qur’an door mensen uit zijn kring werden geïnterpreteerd, profiteerden de mensen van de verlichting door zijn wijsheid. Het was alsof de geheimen van de hemel werden geopenbaard, al door zijn bezielde voordracht van één woord: Allah.

Rumi hield veel van God en steeds verlangde hij klagelijk naar Diens geheimen. Die liefde en die hartstocht voelde hij als hij alleen was in zijn ascese en als hij actief was in de gemeenschap. Het was op momenten van alleenzijn dat hij de eenheid met God het meest ervoer; los van alles behalve God leek hij wel een bal van vuur. Omdat een dergelijke vurigheid niet door iedereen verdragen kon worden liet Rumi nooit iets blijken van ontevredenheid. Hartstocht mag vurig zijn, niet klagen is een teken van trouw.

Zij die liefde voor God belijden, moeten volgens Rumi van binnen zo ongeveer in brand staan, dat hoort bij de vereniging met God. Men moet ook heel ascetisch leven, dus met mate eten, drinken en slapen en zich steeds bewust zijn van en gericht zijn op God in al wat men zegt. Dan zal men versteld staan van de gaven Gods.

“Rumi steeg geestelijk op en zag, proefde en kende alles wat voor een sterveling mogelijk was.”

Rumi zegt niet te begrijpen hoe een minnaar lang kan slapen omdat het af gaat van de tijd die men met de Geliefde kan delen. Te lang slapen is een belediging voor de Geliefde. Zoals God tot David zei: “Oh David, zij die zich aan de slaap overgeven zonder aan Mij te denken en die toch zeggen dat ze van Mij houden, zijn leugenaars”, zo zei Rumi: “Als de duisternis valt, begint de liefde pas goed”. Hij zei dit met zijn woorden – en met zijn daden.

Het volgende citaat uit zijn Divan-i Kabir geeft iets weer van zijn gevoel en vervoering die als een vulkaan losbarst:

Ik ben als Majnun* in mijn arme krachteloze hart
Ik heb niet de kracht Gods Liefde te weerstaan
Dag en nacht probeer ik mij te bevrijden van de ketenen der liefde
die mij gevangen houden
Als de droom van de Liefde begint vind ik mijzelf in bloed.
Ik ben mij te weinig bewust, ik ben bang
dat ik Hem kan tekenen met het bloed van mijn hart.

Eigenlijk, o Geliefde, moet u het de feeën vragen.
Zij weten hoe mijn hart ’s nachts brandde.
Iedereen is gaan slapen maar ik,
die mijn hart aan U heb gegeven,
kan niet slapen als zij.

’s Nachts kijk ik naar de hemel en tel ik de sterren.
Zijn liefde heeft mij de slaap ontnomen.
Ik geloof niet dat die nog zal komen.

Als we de kern van zijn gedichten willen vatten, dan is dit liefde, toewijding en hartstochtelijk verlangen naar en hoop op de aanwezigheid van het goddelijke. Heel zijn leven heeft hij die liefde verwoord in het geloof dat hij op zijn beurt geliefd was. Zo sprak hij over zijn verhouding tot God. Daarbij was hij niet alleen; hij sprak mede namens de gelovigen in zijn gehoor. Het was voor hem een kwestie van loyaliteit om wat hij van de hemelse tafel kreeg voorgezet te delen met anderen uit zijn kring.

Het volgende citaat weerspiegelt de diepgang van zijn reizen naar het hemelse:

De Buraq** van liefde heeft mijn hart en ziel meegenomen
en vraag me niet waar precies.
Ik heb een Rijk bereikt waar zon noch maan is,
Ik heb een sfeer bereikt waar geen wereld meer is.

Deze geestelijke reis van Rumi was een hemelreis in de schaduw van die van de Profeet, zoals die  door Süleyman Çelebi (de auteur van het Turkse Mevlid, dat bij de herdenking van de geboorte van de Profeet wordt gereciteerd) wordt beschreven: “Er was geen ruimte, geen aarde en geen hemel”. Wat zijn ziel gehoord en gezien heeft was een weerspiegeling van het goddelijke, die door de ogen niet kan worden gezien, door de oren niet gehoord kan worden en door het verstand niet begrepen kan worden. Dergelijke ervaringen zijn niet voor iedereen haalbaar.

“De liefde tot en de warme verhouding met de gehele schepping zoals Rumi die schetst zijn een afschaduwing van de diepe goddelijke Liefde.”

Rumi steeg geestelijk op en zag, proefde en kende alles wat voor een sterveling mogelijk was. Zij die dit niet zien kunnen het niet weten. Zij die dit niet voelen kunnen het niet proeven. Zij die op deze wijze voelen kunnen de geheimen die zij bereikt hebben meestal niet onthullen. En zij die deze geheimen wel bekend maken merken dat ze het begrip van de meeste mensen te boven gaan. De beroemde Turkse dichter Shaykh Ghalib zei het zo:

“De kaars van de Geliefde geeft zulk een prachtig licht,
dat het niet past in het lampglas van de hemel”.

De liefde tot en de warme verhouding met de gehele schepping zoals Rumi die schetst zijn een afschaduwing van de diepe goddelijke Liefde. Rumi, die van deze Liefde was vervuld, hield van alle schepselen met de weerschijn van die Liefde. Zo was hij in dialoog met de schepselen vanuit zijn liefde voor God en zijn verhouding met de Geliefde.

Deze ruwe en gestamelde uitleg is verre van voldoende om Rumi te beschrijven, zo ben ik mij bewust. Het is het resultaat van mijn zoektocht naar hem. Maar een druppel kan de oceaan niet beschrijven en een atoom kan de zon niet beschrijven. Toch zou ik, nu zijn licht de aarde weer beschijnt, enkele woorden over DJalaladdin Rumi willen spreken.

Het leven van Rumi

Rumi werd geboren in de stad Balkh in 1207, in een tijd waarin overal in Azië sociale, politieke, en militaire problemen waren. Zijn vader, Mohammed Baha al-Din al-Siddiqi, maakte deel uit van de tiende generatie van de nakomelingen van Abu Bakr al-Siddiq, eerste kalief van de Islam. Volgens Tahir al-Mevlevi was de moeder van Rumi ook een nakomelinge van de Profeet. Hij was als de gezegende vrucht van een geheiligde boom, zijn familie. Erkend als de Sultan al-Ulama (de Meester der geleerden), was zijn vader een man van waarheid en een erfgenaam van de Profeet.

Zoals vele vrienden van God, werd hij vervolgd en uiteindelijk gedwongen om zijn land te verlaten. Zo verliet hij het land van Khawarzm, waar hij geboren was, en ondernam een lange reis met diverse bestemmingen. Eerst bezochten hij en zijn familie het [islamitische] Heilige Land, de steden Mekka en Medina. Van daar reisde hij verder en bleef een poos in Damascus, waar hij vele vrome personen, zoals Ibn al-‘Arabi, ontmoette en geestelijke verlichting met hen deelde.

Samen met zijn vader was de jonge Rumi, zes of zeven jaar jong, getuige van deze en andere gebeurtenissen. Zijn nieuwsgierige aard maakte het hem mogelijk om dit allemaal met helder bewustzijn mee te maken. De jonge Rumi kon zijn omgeving zelfs op deze tedere leeftijd begrijpen en kon zo ook in de mystiek van Ibn al-‘Arabi doordringen. Door zijn omgang met  Ibn al-‘Arabi ontving het kind vriendelijkheid en gunsten. Ondanks de ongelukkige omstandigheden van hun verhuizing en de vele problemen die zij hadden, bracht de reis de familie ook allerlei gunsten en inspiratie.

Net zoals Abraham, Mozes en de Profeet van Islam (de zegen van God moge op hen rusten) kon Rumi deze zegen en gunsten onophoudelijk ontvangen. Hij accepteerde zijn lot en ontving Gods rijke en talrijke gaven.

De reis voerde de gezegende familie naar de stad Erzincan en later naar Karaman. Het was in de laatstgenoemde stad dat Rumi voor een korte periode op de Halaveye School kon studeren. Behalve op deze school studeerde hij islamitische wetenschappen op verschillende godsdienstige scholen te Damascus en Aleppo.

Na het behalen van een diploma keerde hij naar de stad Konya terug, die hij als zijn moederland en een plaats van speciale waarde beschouwde. Het was daar dat hij Gevher Khatun, de dochter van Shamsaddin Samarqandi huwde. Na enige tijd stierf toen zijn vader, Sultan al-Ulama, terugkerend naar God.

Onder leiding van Burhanaddin al-Tirmidhi begon Rumi zijn lange spirituele reis. Na vele jaren ontmoette hij, op voorstel van Ruknaddin Zarqubi, Shams-i Tabrizi die toen op bezoek was in  Konya. Het was door zijn ontmoeting met Shams dat hij zijn geestelijke reis voortzette en zich uiteindelijk tot de persoon ontwikkelde die tot op heden bekend is vanwege zijn geestelijke diepgang.

 

“Rumi, de wijsheidsleraar, was geen leerling of Derwisj, geen vertegenwoordiger of meester zoals de traditionele Sufi’s die kennen.”

 

Wat tot dusverre is vermeld is een poging om iets te laten zien van het leven van een unieke persoonlijkheid in de schepping, iemand die het vermogen had open te staan voor de geestelijke wereld. Dit is ook een poging om iets te vertellen van het leven van een belangrijke vertolker van de leer van de Profeet Mohammed [v.z.m.h] en de levenswijze van de moslimgemeenschap. Het zijn momentopnamen uit het leven van een man die voorbestemd was om zijn leven aan het hiernamaals te wijden.

Het is niet mijn bedoeling om met debatten en vragen te gaan roeren in het leven van deze zuivere personen; dat zou alleen onrust en onduidelijkheid opleveren. Toch mag men zich afvragen of het Rumi was die de horizon van Shams verbreedde of dat het Shams was die Rumi meenam naar de onzichtbare wereld. Wie nam wie mee naar de ultieme werkelijkheid, het hoogtepunt van liefde en vreugde? Wie leidde wie naar de Aanbedene en de Geliefde. Het beantwoorden van deze vragen gaat het kunnen van gewone mensen te boven.

Ten minste kunnen we het volgende zeggen. In die tijd kwamen er twee bekwame en scherpe geesten samen, als twee oceanen die in elkaar samenkomen. Door Gods gaven te delen bereikten zij allebei hoogtepunten die de meeste mensen niet gemakkelijk op eigen kracht zouden kunnen bereiken. Door hun spirituele samenwerking bereikten zij hoogtepunten van kennis, liefde, medeleven en vreugde voor God. Zoals zij de mensen van hun eigen tijd verlichtten, zo beïnvloedden zij ook de eeuwen daarna, tot op de dag van vandaag. De bron van helder water die zij waren blijft ook nu nog de dorstigen laven. Eeuwen lang hebben mensen hen herinnerd en hebben zij aan talloze levens hun bijdrage gegeven.

We mogen hierbij opmerken dat Rumi zijn kennis putte uit tal van bronnen, waaronder zijn vader, de Meester der Geleerden. Bij zijn reis op het geestelijke pad leek hij veel tijdgenoten achter zich te laten. Toch stroomde zijn liefde en zijn medeleven als het water van de zee. Levend temidden van de mensen wist hij toch steeds nader te komen tot God. Nooit heeft hij zich, tijdens en na zijn leven, verheven boven de andere mensen, tenzij dan door zijn geschriften. Als een ster leidde hij het geestelijk leven van de mensen in de geest van de Profeet en de islam. Hij is een van de weinige mensen die in de loop der tijden en wereldwijd grote invloed heeft gehad.

Rumi, de wijsheidsleraar, was geen leerling of Derwisj, geen vertegenwoordiger of meester zoals de traditionele Sufi’s die kennen. Hij ontwikkelde een nieuwe methode, namelijk om te werk te gaan vanuit de  persoonlijke beleving en het zelf onafhankelijk redeneren, gekleurd door verwijzingen naar de Qur’an, de Sunna [traditie van de Profeet], en de Islamitische gebedspraktijk. Met een nieuw geluid bracht hij met succes zowel de mensen van zijn generatie als die daarna op een hoger niveau, dichter bij het goddelijke.

Wat zijn verhouding met God betreft, was hij een mens vol liefde en hartstocht. Voor wie zich omwille van het goddelijke tot hem wenden is hij een bezielde drager van de Liefde Gods. Ja, zoals de regen uit de wolken van de hemel valt, zo stroomt de Liefde van God en Zijn Profeet uit zijn gedichten.

Het werk van Rumi

Zijn Mesnevi is een boek dat vol staat met zijn spiritualiteit. Het is als boek uitgebracht door zijn leerling Husamaddin Tjelebi en heeft een didactische opzet. Het is zijn meest monumentale verhandeling. Het is geschreven vanuit een hoog niveau van liefde en hartstocht, maar is geschreven in kleinere eenheden, zodat het door meer mensen begrepen kon worden, ook door mensen die zijn hoge niveau niet halen.

Zijn andere boek, Divan-ı Kabir, is qua inhoud en presentatie ook van dit hoge niveau; het geeft dit niveau zelfs beter aan.

In Mesnevi zijn gevoelens en gedachten zo beschreven dat zij ons verstand niet in de war brengen en dat zij ons begrip niet te boven gaan. Zijn Divan-ı Kabir heeft meer iets weg van een vulkaanuitbarsting. Dit wordt niet door iedereen direct begrepen. Onderzoekt men dit mooie boek zorgvuldig, dan is te zien hoe hij belangrijke begrippen uitlegt om de wereld van het onzichtbare uit te leggen, zoals bijvoorbeeld de principes baqa billah ma’allah (bij God met God te leven) en fana fil-l-ah (opgaan in God). Zij die de bezieling van de Divan-ı Kabir kunnen voelen, zullen verbaasd staan van de liefde en de vervoering die inderdaad iets heeft van een vulkaanuitbarsting. Deze gedichten van de meester zijn niet voor ieder even toegankelijk. Ze gaan de grenzen van de rede en die van de letterlijke betekenis te boven; ze gaan het menselijke niveau te boven en laten iets zien van de eeuwige aard van het onzichtbare, waarvan de aardse kleuren en vormen slechts een schaduw zijn.

“Deze gedichten zijn niet voor ieder even toegankelijk. Ze gaan het menselijke niveau te boven en laten iets zien van de eeuwige aard van het onzichtbare, waarvan de aardse kleuren en vormen slechts een schaduw zijn.”

DJalaladdin Rumi ontleent zijn ideeën aan tal van bronnen, waaronder religieuze scholen, Sufi loges en Sufi kloosters met hun strikte ascese. Zo begon hij de uiteindelijke werkelijkheid te begrijpen. Op zijn eigen wijze gaf hij zich op het hemelse. Hij werd uiteindelijk als een centrale ster, een poolster op het niveau van een heilige. Of vergelijk hem met een heldere maan die om zijn as draait. Hij is als een held die aankomt waar hij naar toe wil en die stopt waar hij moet stoppen. Hij overdacht zorgvuldig wat hij zag en onderzocht wat hij voelde. Onwaardig gedrag was hem vreemd op zijn reis naar God. Van de rijke gaven die hij van Boven ontving liet hij niets verloren gaan, nog geen atoom.

Zoals vele van zijn voorgangers bracht hij deze goddelijke gaven indrukwekkend goed onder woorden in zijn poëzie. Hij uitte zijn liefde en bezieling in haast magische woorden die als kostbare juwelen zijn. Zijn gedichten hebben iets vaags. Hij beheerst de kunst om de vaak dubbele betekenissen voor vrienden te onthullen maar voor buitenstaanders juist te verhullen.

Zijn zegswijzen kunnen duidelijk of dubbelzinnig zijn, zo spreekt hij vanuit zijn perspectief, zo was zijn manier van schrijven. Een andere pen of andere inkt had hij niet. Hoewel er ook wel werken ten onrechte aan hem worden toegeschreven, straalt zijn werk warmte uit; het is als muziek vanuit het hart die de toehoorder in vervoering brengt.

De mens Rumi

Rumi had een zeer gevoelige aanleg; hij zou meer aanvoelingsvermogen hebben dan een moeder voor haar kind. Hij was, kortom, een uitzonderlijke persoon, in het bijzonder vanwege zijn vermogen de geest van de Profeet van God in zijn eigen tijd te verwoorden. Dit is te zien in zijn werken, waaronder Mesnevi en Divan-ı Kabir, enkele verzamelde brieven aan zijn familie en getuigenissen van zijn vrienden. Zij zagen met vreugde in hem de ware erfgenaam van de Profeet  en zeiden nederig en eerbiedig: “Dit is een gave van God. Hij geeft deze aan wie Hij wil” (Qur’an, 5:54).

Rumi was een werkelijk hartelijk en loyaal mens. Hij leefde vanuit zijn gevoel, zolang dit niet inging tegen de leer en de wetten van de godsdienst. Het geloof was het centrum van zijn leven en hij liet dit ook zien; blazend op zijn fluit, als het ware dansend als een vlinder [die naar het licht wil], brandde zijn hart van liefde en verlangen, maar het kreunde ook van pijn zoals zijn monotone fluitspel ook uitdrukte. Zij die deze pijn niet voelden konden hem niet begrijpen. Ruwe en tactloze mensen konden niet voelen wat hij voelde. Hij zei: “Ik wil een hart dat gespleten is van pijn vanwege de scheiding van God, zodat ik mijn verlangen en klacht kan uitleggen”. Zo zocht hij vrienden die ook dit verlangen en deze klacht hadden.

In zijn leven had hij allerlei problemen. Toch was hij nooit hard en vermeed hij anderen te kwetsen. Ja, hij was ‘hard’ en onverschrokken in het verkondigen van de goedheid van God. In zijn persoonlijke zaken was hij altijd zachtmoedig en bescheiden, bereidwillig en medelevend. Slechte eigenschappen als egoïsme, pretentie, arrogantie of agressiviteit waren hem zelfs bij benadering vreemd. Hij had respect voor allen, vooral voor hen, die hem het meest nabij waren.

Hij verwees naar zijn vriend Shams-ı Tabrizi, de man die hem de verlichting bracht, als zijn “meester”. Zijn leerling en spirituele vriend Salahaddïn Zarqubi noemde hij “geestelijk leider”, “Meester” en “Sultan” [vorst]. Over Husamaddin Tjelebi sprak hij met groot respect.

Zijn gedrag tegenover zijn familie weerspiegelde dat van de Profeet tegenover diens familie. Zijn gemeenschap van volgelingen stond open voor iedereen, zoals dat ook bij de Profeet het geval was. Ook voor mensen die verder van hem af stonden was hij vriendschappelijk zodat zelfs zijn vijanden tegen wil en dank op zijn medeleven konden rekenen. Eenmaal deel van de groep rondom hem, liet niemand hem ooit vallen.

Rumi, de wijsheidsleraar, stond enerzijds op vertrouwelijke voet met de wereld van het onzichtbare, anderzijds gaf hij mensen nooit het gevoel dat hij anders was dan zij, zo vriendelijk en eenvoudig was hij. Hij leefde als mens onder de mensen. Hij luisterde naar hen, at en dronk met hen en zou nooit iets van de goddelijke geheimen onthullen aan mensen die dit niet naar waarde konden schatten.

Als een ware gids leefde hij vanuit zijn geloof en probeerde hij de harten van de mensen om hem heen te bereiken. De bijeenkomsten noemde hij “spreken over De Geliefde” en richtte zo de aandacht op Hem. Hij sprak van “liefde”, “verlangen”, “vervoering” en “aantrekkingskracht” om met anderen het gevoel van bemoedigende bezieling te delen zoals hij die voelde. In deze sfeer wilde hij de ware bestemming van de mens uitdragen.

“Van de regen van april maakt een slang vergif, terwijl een oester een parel maakt.”

Hij streefde geen werelds bezit na. Wat hij bezat aan geld of goederen, meer dan hij zelf echt nodig had, verdeelde hij onder de behoeftigen. Toen het voedsel in zijn huis eens schaars was, zei hij “God zij dank omdat ons huis vandaag op dat van de Profeet lijkt”. Juist door deze eigenschappen als dankbaarheid en geduld kon hij zijn reizen naar de geestelijke wereld maken. Rumi nam geen giften of aalmoezen aan om niet bij iemand in de schuld te komen staan. Dan had hij maar honger, en, eenvoudig als hij leefde, zou hij dit nooit aan anderen kenbaar maken. Hij wilde zijn missie om de mensen naar God te geleiden niet met aardse geschenken bezoedelen.

Hij leefde ascetisch, godvrezend, kuis en zondeloos, onafhankelijk en zuiver. Daardoor kon hij het ongeziene bereiken, de kennis van God. Zijn liefde voor en verlangen naar God maakte hem als een maan die de hemel van het heilige verlicht. Zijn liefde voor God ging de menselijke grenzen te boven: die liefde was transcendentaal. Hij geloofde er ook vast in dat God van hem hield. Deze zekerheid weerhield hem niet ontzag en eerbied voor God te hebben vanuit zijn geloof en zijn verantwoordelijkheid voor God. Hij noemde dit evenwicht tussen vrees en hoop een gave Gods. Dit evenwicht kunnen wij terecht “een bewijs van de gaven van de Eeuwige Sultan” noemen.

In zijn binnenste stroomde als het ware een waterval van liefde vanuit meerdere bronnen. Zijn oprecht zoeken naar God en zijn trouw werden beloond met goddelijke vervoering en bezieling. Hij werd bevoorrecht met de nabijheid van God en mocht drinken uit Diens beker van liefde. Hij wilde het goddelijke ervaren, kennen, voelen, en zijn woorden en daden uitsluitend in dienst hiervan stellen. Hij was hier zo ernstig in dat, als zijn gedachten maar even afgeleid werden, hij dit al betreurde. Hij wilde in Gods nabijheid leven Hij deed ijverig zijn best om een goede minnaar en een goede geliefde [van God] te zijn en wijdde zijn leven aan de betovering die hiervan uitging.

Vóór hem waren er ook godlievende mensen geweest die deze geestelijke vreugden zo gevoeld hebben. De superioriteit van Rumi kunnen we aflezen aan de manier waarop hij in zijn Divan-ı Kabir  vrijmoedig over zijn gevoelens en gedachten spreekt. Er zijn in de tijd van de Profeet en later wel grote geesten geweest, die zich superieur waanden aan Rumi of die zo gezien werden. Toch ligt de superioriteit van Rumi in zijn speciale verdienste, hoeveel meer algemene verdiensten de anderen ook hadden. Daarom mogen wij Rumi zien als de beste leraar die er was om de mensen naar Het Schoonste Wezen te leiden op het mooie pad van de liefde [voor God].

Het is een hele eer voor de mens om God vanuit hun hart te kunnen liefhebben en om met liefde en hartstocht aan hem te kunnen denken. Als er al een grotere eer bestaat dan is dit het zich bewust zijn dat alle liefde, verlangen, bezieling en aantrekkingskracht gaven van Zijn gunst zijn.

Rumi sprak de namen en eigenschappen van God als het ware met iedere ademtocht uit. Hij was zich ervan bewust dat bijzondere aanleg een aan hem gegeven gave Gods was. Wie niet deze spirituele graad bereikt heeft zal dit misschien niet kunnen begrijpen.

De volgende anonieme versregels drukken uit dat, zoals woorden hun betekenis omhullen, de capaciteiten van mensen in wezen uitnodiging zijn tot het ontvangen van de goddelijke gaven, maar ook dat de werkzaamheid van Zijn gaven afhankelijk is van de capaciteiten van Zijn schepselen:

“Van de regen van april maakt een slang vergif, terwijl een oester een parel maakt.”

Sommigen twijfelen aan Rumi’s opvattingen

Sommige mensen beschouwen het als onjuist om de uitdrukking “liefde voor God” in de Islamitische traditie te gebruiken. Rumi verdedigde, net als veel andere godlievende mensen, de stelling dat het idee ‘liefde voor God’ van hogere orde is dan menselijke liefdesverhoudingen. Hierbij deed hij niets tekort aan de heiligheid en grootheid van God. Zijn erfenis is een ietwat vaag of ambigu begrip ‘liefde tot God’, dat open staat voor interpretaties van de mensen na hem.

Sommige sufi’s en islamitische wetgeleerden hadden twijfel bij de juistheid van het gebruik van muziekinstrumenten en bij het maken van muziek in de sufi bijeenkomsten, juist vanwege de ambiguïteit van bepaalde begrippen. Deze mensen uitten ook kritiek op de dansende Derwisjen. Rumi de wijsheidsleraar had echter geen twijfel bij de juistheid van zijn interpretaties. Anders had hij de instrumenten wel weggedaan en dergelijke activiteiten afgeschaft.

Zelf denk ik dat Rumi de godsdienst [Islam] met zijn hart zuiver aanvoelde en het feit dat hij een onberispelijk navolger was van de leefwijze van de Profeet, het anderen niet toestaat hem tegen te spreken. Deze twee gegevens zijn voor de meeste mensen genoeg om zijn denken en doen goed te vinden.

Tot besluit

Eigenlijk zag ik het niet als mijn taak om over dit hoge onderwerp te schrijven; er zijn vele anderen die beter toegerust zijn om dit te doen. Het verzoek hiertoe kwam echter van iemand die ik al heel lang hoog waardeer en daarom kon ik het niet weigeren. Ik aanvaardde het verzoek dat eigenlijk mijn capaciteit te boven gaat. Honderden, zelfs duizenden, hebben over Rumi geschreven. Het is hun taak om te schrijven – en als er iets belangrijks moet worden gezegd, is het hun taak om dit te doen.

Desondanks verhindert niets eenvoudige mensen zoals ik om een paar woordjes te spreken. Ik denk dat het dit is wat ik heb gedaan. Het zou waarschijnlijk beter geweest zijn als ik eerder gestopt was en de lezer meteen geleid had naar Rumi zoals Şefik Can hem heeft beschreven in Zijn Leven, Persoonlijkheid en Gedachten, zodat men eerder de echte teksten zou kunnen gaan lezen. Zelfs als het nu te laat is, wil ik de behandeling van dit onderwerp niet langer ophouden met mijn eigen beperkte kennis ervan. En zo houd ik nu op met mijn commentaar.

Noten:

* Majnun is een figuur uit de Arabische liefdespoëzie: de minnaar.
** Buraq is de rijdier (paard), waarmee de profeet Mohammed (vrede zij met hem) zijn hemelreis ondernam.

Fethullah Gülen

in Fundamentals of Rumi’s thought: A Mevlevi Sufi Perspective – Sefik Can (klik hier voor dit boek).

Voorwoord van Gulen over Rumi. Verschenen in het boek 'Fundamentals of Rumi's thougt: A Mevlevi Sufi Perspective'

Het soefisme en zijn oorsprong

Het soefisme en zijn oorsprong

Wat is soefisme?

Soefisme is op vele manieren gedefinieerd. Sommigen zien het als Gods vernietiging van het individuele ego, de wil en het egocentrisme om het individu daarna spiritueel te laten herleven door het licht van Zijn Essentie. Een dergelijke transformatie resulteert in het besturen van de individuele wil door God, in overeenstemming met Zijn wil. Anderen zien het als een doorlopend streven naar het zichzelf zuiveren van alles dat slecht of zondig is om zo de deugd te verwerven. Junayd al-Baghdadi, een beroemde Soefi-meester, definieert het soefisme als een methode om je “de zelfvernietiging in God” en “de duurzaamheid of het leven met God” te herinneren. Shibli vat het samen als het altijd samen zijn met God of het in Zijn aanwezigheid zijn, zodat er geen aards of onaards doel op na wordt gehouden. Abu Muhammad Jarir omschrijft het als het weerstaan van verleidingen van het vleselijke zelf en van slechte kwaliteiten en als het verkrijgen van prijzenswaardige morele kwaliteiten.

Er zijn er die het soefisme omschrijven als het verder kijken dan de “uiterlijke” of oppervlakkige verschijning van dingen en gebeurtenissen en als het interpreteren van datgene wat er gebeurt in de wereld met betrekking tot God. Dit betekent dat een persoon elke daad van God beschouwt als een raam om Hem te “zien”, dat een persoon zijn leven leeft als een doorlopende poging om Hem te aanschouwen of te “zien” met een diep, spiritueel “zicht” dat onbeschrijflijk is in fysische termen en dat hij of zij een diep bewustzijn heeft van het constante toezicht van Hem. Al deze definities kunnen als volgt worden samengevat: Soefisme is het pad dat wordt gevolgd door een individu dat, nadat het is staat is geweest zichzelf te bevrijden van menselijke gebreken en zwakheden om zo goddelijke kwaliteiten te verkrijgen en God te behagen, in overeenstemming leeft met de eisen aan Gods kennis en liefde en met het resulterende spirituele genot dat erop volgt.

Soefisme is gebaseerd op het naleven van zelfs de meest “triviale” regels van de sharia om door te dringen tot hun innerlijke betekenis. Een ingewijde of reiziger op het pad scheidt nooit de uiterlijke naleving van de sharia van haar innerlijke dimensie en hij of zij zal daarom alle vereisten van zowel de uiterlijke als de innerlijke dimensies van de islam naleven. Door een dergelijke naleving, reist hij of zij in uiterste nederigheid en onderwerping richting het doel. Soefisme is een veeleisend pad dat leidt naar de kennis van God en dat geen ruimte laat voor nalatigheid of frivoliteit. Het vereist van de ingewijde dat hij of zij doorlopend streeft naar het verkrijgen van deze kennis, als een bij die vliegt van de korf naar de bloemen en van de bloemen naar de korf. De ingewijde zou zijn of haar hart moeten zuiveren van alle andere aanhechtingen; zou alle vleselijke neigingen, verlangens en begeertes moeten weerstaan; zou moeten leven op een manier die de kennis waarmee God zijn of haar hart weer tot leven heeft gebracht en heeft verlicht, weerspiegelt – altijd klaar om goddelijke zegen en inspiratie te ontvangen en om het voorbeeld van de Profeet Mohammed strikt te volgen. Ervan overtuigd dat de verbinding met en de aanhankelijkheid aan God de grootste eer is en van de grootste waarde is, moet de ingewijde zijn of haar eigen verlangens opgeven voor de eis van God, de Waarheid.

Na deze [inleidende] definities, zouden we het doel, het nut en de beginselen van het soefisme moeten bespreken. Het soefisme vereist de strikte naleving van alle religieuze verplichtingen, een sobere levensstijl en de verwerping van vleselijke verlangens. Door deze methode van spirituele zelfdiscipline, wordt het hart van het individu gezuiverd en worden zijn of haar vermogens en verstand aangewend op Gods manier, hetgeen betekent dat de reiziger nu kan beginnen te leven op een spiritueel niveau.

Soefisme maakt het ook mogelijk voor individuen, door de constante aanbidding van God, om het bewustzijn van zichzelf als volgeling van God te verdiepen. Door de verwerping van deze kortstondige, materiële wereld, evenals van de verlangens en emoties die de wereld voortbrengt, worden ze bewust gemaakt van de realiteit van de andere wereld, die zich heeft gericht op Gods Hemelse Prachtige Namen. Het soefisme staat het individu toe om de morele dimensie van zijn bestaan te ontwikkelen en het maakt de verwerving van een sterke, oprechte en persoonlijk ervaren overtuiging van de geloofsartikelen, die voordien slechts oppervlakkig werden geaccepteerd, mogelijk.

De beginselen van het soefisme kunnen als volgt worden gerangschikt:

  1. Het ware geloof in Gods Hemelse Eenheid bereiken en leven in overeenstemming met zijn eisen.
  2. Scherpzinnige aandacht besteden aan het Goddelijke Woord (de koran) en dan de geboden van de Goddelijke Macht en Wil, zoals zij betrekking hebben op het universum, gehoorzamen (de wetten van de schepping en het leven).
  3. Overstromen van Goddelijke Liefde en overweg kunnen met alle andere wezens in het besef (ontstaan uit Goddelijke Liefde) dat het universum een wieg van broederschap is.
  4. Voorrang of prioriteit verlenen aan het welzijn en het geluk van anderen.
  5. Handelen in overeenstemming met de eisen van de Goddelijke Wil, niet met de eisen van je eigen wil en leven op een manier die onze zelfvernietiging weerspiegelt in God en in het bestaan met Hem.
  6. Open staan voor liefde, spiritueel verlangen, verrukking en extase.
  7. In staat zijn om, door gezichtsuitdrukkingen, waar te nemen wat in het hart of de geest bestaat en in staat zijn om de innerlijke Goddelijke mysteries en bedoelingen van oppervlakkige gebeurtenissen waar te nemen.
  8. Spirituele plaatsen bezoeken, omgaan met mensen die de vermijding van de zonde bemoedigen en ernaar streven om dingen op Gods manier te doen.
  9. Tevreden zijn met toegestane pleziertjes en niet één stap doen in de richting van hetgeen niet is toegestaan.
  10. Continu worstelen met wereldlijke ambities en illusies die ons ertoe leiden te geloven dat deze wereld eeuwig is.
  11. Nooit vergeten dat redding alleen mogelijk is door de zekerheid of overtuiging van de waarheid van het religieuze geloof en gedrag, door de oprechtheid of zuiverheid van bedoeling en door de enkele wens om God te dienen.

Twee andere elementen kunnen worden toegevoegd: het verkrijgen van kennis en begrip van de religieuze wetenschappen, en het volgen van de geperfectioneerde, spirituele begeleiding van de meester. Deze elementen zijn allebei van aanzienlijke betekenis in de Naqshbandiyah soefi-orde.

De cultuur van het hart

De cultuur van het hart

(Uit het interview met Eyup Can, Zaman daily, augustus, 1995)

U verwijst regelmatig naar “ma’rifa” (kennis van God) als “hartcultuur.”

Kennis van God bestaat niet uit abstracte kennis; in zijn ware vorm wordt het getransformeerd tot liefde. We kunnen niet onverschillig blijven voor iemand waarin we hebben geloofd en die we daarna goed hebben leren kennen. Na geloof en kennis komt liefde. Liefde is de kroon op het geloof in God en op de kennis van hem. Liefde is voor iedereen, op zijn of haar niveau, toegankelijk. Liefde, dat nastreeft om zichzelf te verdiepen, beweegt zich altijd voort langs de horizon van “vergroting” en het vraagt: “Is er niet meer?” Aan de ene kant neemt de heilige kennis toe, hetgeen leidt tot het toenemen van liefde, hetgeen weer veroorzaakt dat de kennis nog verder toeneemt. Er wordt zo dus een opwaartse spiraal gevormd. Liefde neemt niet alleen toe in de naam van kennis, maar ook in de naam van liefde. Gedai zei: “Hoe meer ik mijn vinger in de honing van de liefde steek, hoe meer ik verbrand; geef me wat water.” Universeel licht verschijnt in de harten van degenen die dit water drinken en de weg naar het eeuwige leven wordt erdoor verlicht.

Uw boek “Kabin Zumrut Tepeleri” (in het Engels vertaald als “Key Concepts in the Practice of Sufism” ) is, naast dat het, met betrekking tot de stijl, zeer soefistisch is, gebaseerd op overdenkingen en vervoering…

Ik heb geprobeerd om de zaak op dat punt aan te kaarten. Het spirituele leven van de islam zou moeten worden beschouwd vanuit de benadering van de metgezellen van de Profeet. Imam Rabbani zegt: “We laten het pad van de metgezellen herleven.” Het laten herleven van het pad van de metgezellen werd echter volledig volbracht door Bediuzzaman. Het is nu ondenkbaar dat een dergelijke vernieuwingsactie ver kon liggen van het spirituele leven van de islam. De metgezellen leefden, als monniken in de nacht, een leven in liefde en aanbidding. Is het mogelijk om blind te blijven voor hun innerlijke levens?

Sommige mensen claimen dat de Risale-i Nur veraf staat van het soefisme. Klopt dit?

Nee. Als de Risale-i Nur zou worden uitgeknepen, zou je zien dat het spirituele leven van de islam en de soefistische waarheid er vanaf druipen. Ik denk dat de fout hier, het gevolg is van het vermengen van soefisme met derwisj-ordes (tariqa). Soefisme is het innerlijke leven van de islam; derwisj-ordes zijn instituten die in latere eeuwen zijn gesticht om dit leven te vertegenwoordigen en te leven. De ordes kunnen worden bekritiseerd. De Kadiris zeggen zelfs: “Hoorbare of luide recitatie is beter dan de stille recitatie van de Naqshis.” De Naqshis, die stille recitatie prefereren zeggen: “Omdat alles op de soefi-manier voornamelijk is gerelateerd aan het hart, is het niet nodig om het door luide recitatie bekend te maken.” Niemand raakt echter van streek door deze verschillen. Bediuzzaman heeft dit naar voren gebracht in de Risale-i Nur.

Kunt u enkele voorbeelden geven?

Hij zegt bijvoorbeeld in zijn Mathnawi al-Nuriya: “Overtref je dierlijke leven, maak je los van je stoffelijkheid en bereik de mate van leven van het hart en de ziel.” Hij wees symbolisch naar het leven van het hart en de ziel. Op hetzelfde moment legt hij in de Talwihat uitvoerig het nut en de risico’s van het opvolgen van een derwisj-orde uit. Elk instituut kan enkele defecten hebben. Zulke waarschuwingen betekenen niet dat hij zich tegen hen verzette. Verschillende ordes proberen het voorbeeld van onze Profeet te vertegenwoordigen in hun innerlijke levens en innerlijke werelden. Het is logisch dat er verschillende opvattingen en interpretaties zijn verschenen.

Kalbin Zumrut Tepeleri laat de gevoelens en gedachten van een inadequate persoon zien met een zwakke levensstijl. Deze zaken kunnen, als thema, eigenlijk altijd worden beschreven in het licht van de Risale-i Nur. In latere perioden van zijn missie, bijvoorbeeld in Lahikalar (boeken over communicatie tussen Bediuzzaman en zijn studenten en tussen de studenten onderling) benadrukt hij het belang van het bereiken van de hoogste graad van ascetisme, vroomheid en oprechtheid.

Soefisme is de manier om de “vriend” van God te zijn. Over het algemeen is iedereen de vriend van God. Degenen die hun voorgeschreven religieuze plichten vervullen en die zich onthouden van grote zonden zijn vrienden van God. Maar als we “vriend” op een bepaalde manier zeggen, krijgt het zijn eigen definitie. Om kandidaat te worden voor deze definitie, moet ons hart worden gestimuleerd en moet onze geest worden opgepoetst. Zoals we onze voeten gebruiken om te reizen, zo moeten we ook ons hart en onze geest gebruiken. Dit is mogelijk door te reizen door “de smaragden heuvels van het hart”, geleid door de diepste en meer verfijnde vermogens. Het maken van deze reis kan worden beschouwd als een vereiste voor het respectvol zijn ten opzichte van de goddelijke waarheden die zichtbaar zijn in het universum.

De geest overwint

De geest overwint

Geschreven door M. Fethullah Gülen

De geest overwint

Het menselijk leven bestaat uit twee afzonderlijke krachten: de geest en het vlees. Hoewel zij soms in harmonie naast elkaar bestaan, is conflict meer gebruikelijk waarbij de een de ander verslaat. Wanneer lichamelijke begeerte uitgebreid wordt bevredigd, wordt de geest steeds zwakker en gehoorzaamt het deze begeerte. Wanneer wij het fysieke verlangen in bedwang kunnen houden, wanneer het hart (waar spiritueel intellect zetelt) het wint van de reden, en tegenstand biedt aan lichamelijke driften, zal hij of zij de eeuwigheid bereiken.
Elk stukje van een spiritueel corrupt land kan worden vergeleken met een kerkhof, ongeacht hoeveel triomfbogen en standbeelden de wegen sieren. De meeste mensen die in zulk land wonen zijn in werkelijkheid blind en ongelukkig. Een wereld die niet gebouwd is op de adem van de geest is een speelbal van menselijk geweld. Een cultuur zonder ethos die deugdzaamheid aanmoedigt is net als een boze tovenaar die de menselijkheid uit een hinderlaag aanvalt. Het kan echter onmogelijk zijn om grove, ongevoelige mensen hiervan te overtuigen, aangezien zij alleen oog hebben voor hun eigen plezier, en niet geloven dat hun leven verbonden is met het welzijn en geluk van anderen. Konden zij maar het mysterie van hun eigen dood zien, dan zouden zij het eeuwige leven van de geest bereiken.
Alleen zij die hun hart vullen met de meest verheven idealen en liefde voor de mensheid leiden een spiritueel bestaan en bereiken de eeuwigheid in zichzelf. Deze geluksvogels ontstijgen hun lichamelijke driften, die spiritueel waakzaam worden, en vinden de weg naar zelfbeheersing.

Alleen zij die zichzelf overstijgen kunnen als sterk en triomfantelijk worden aangeduid. Zij die niet in staat zijn om zichzelf te bevrijden uit hun zelfgevangenschap zullen verslagen worden, al veroveren zij de gehele wereld. We beschouwen hun succesvolle verovering van de wereld niet als een overwinning, aangezien hun permanente aanwezigheid in de veroverde landen onmogelijk is.
Napoleon, die dwaas zichzelf wereldheerser achtte, sloeg kennis en deugd in de persoon van de filosoof Molmey. Ik vraag me af of Napoleon begreep dat dit falen van de geest erger en meer vernederend was dan zijn nederlaag bij Waterloo. Mustafa Pasha uit Merzifon was van binnen verslagen voordat zijn leger nar Wenen werd geleid. Deze eerste Ottomaanse nederlaag toonde zichzelf in de geest van de opperbevelhebber en verspreidde zich verder onder zijn troepen. Hij werd onthoofd en het tot dan toe grootste leger sloeg op de vlucht. Yildirim Khan, Bayezid I, werd niet verslagen in Jubuk, maar op de dag waarop hij zijn tegenstander kleineerde en zichzelf uitriep tot wereldheerser. En zo zijn er nog vele voorbeelden…

Positieve voorbeelden zijn er echter ook. Tariq boekte succes, niet toen hij het Spaanse leger dat uit 90.000 man bestond versloeg met een handvol dappere soldaten, maar eerder toen hij bij de rijkdommen en schatten van de koning stond en zei: “Wees voorzichtig, Tariq, want gisteren was je nog een slaaf. Vandaag ben je een zegevierende commandant. En morgen lig je onder de grond.” Selim I vond de wereld te klein voor twee heersers. Hij was werkelijk triomfantelijk niet toen hij sommige koningen op de troon zette en anderen onttroonde, maar juist toen hij de stad geruisloos binnenging terwijl haar mensen lagen te slapen om hun enthousiaste ontvangst en applaus te ontwijken. Hij was ook triomfantelijk toen hij eiste dat het met modder bedekte gewaad van het paard van zijn leraar over zijn kist zou worden gedrapeerd omdat het heilig was. Cato, de Romeinse commandant, was triomfantelijk en zorgde ervoor dat zijn mensen hem zich herinnerden niet toen hij de Carthagen versloeg, maar juist toen hij zijn paard en bevel overdroeg aan de Romeinse keizer. Terwijl zijn leger Carthago, de hoofdstad van de vijand en rivaal van Rome, triomfantelijk binnendrong, zei hij tegen de keizer: “Ik heb gevochten om mijn land te dienen. Nu zit mijn taak erop en keer ik terug naar mijn dorp.”

Het opofferen van werelds genot betekent voor de menselijke vooruitgang hetzelfde als de wortels die nodig zijn voor het groeiproces van bomen. Zoals een boom gezond en sterk wordt dankzij goede wortels, ontwikkelt de mens zich tot een perfect wezen die probeert zichzelf van egoïsme te bevrijden om voor anderen te kunnen leven.

Een heilige hymne wijst op de overwinning van de geest: “Ik heb in ruim 80 jaar geen werelds genot gekend. Al mijn leven heb ik doorgebracht op slagvelden, in gevangenschap, en op verschillende pijnlijke plaatsen. Ik heb elke kwelling gevoeld, elk vorm van onderdrukking meegemaakt. Ik geef niet om het Paradijs, en vrees de Hel niet. Wanneer ik zie dat het geloof van veel mensen veilig is, zal ik het niet erg vinden om in de vlammen van de Hel te branden, want mijn hart zal in een roos en een rozentuin veranderen zelfs wanneer mijn lichaam wegbrandt.”

De gekroonde hoofden van de toekomst zullen die geluksvogels zijn die gelukzaligheid hebben bereikt door de overwinning van de geest.
Uit: Buhranlar Anaforunda Insan, Izmir 1997, p. 43-46

De Horizon van Hoop: het spirituele of metafysische denken

M
en zegt dat de moderne Westerse wereldvisie bijna volledig is gegrondvest op materialistische ideeën die de spirituele of metafysische dimensies van het bestaan uitsluiten of zelfs ontkennen. Dit is een controversieel punt, maar veel zogenoemde moslim-intellectuelen die dat wat zij als Westers zien, blind imiteren en invoeren, verachten de traditionele wijze van denken en leven en verwerpen deze uit hun maatschappij. Dit komt hoofdzakelijk doordat zij zich niet langer bewust zijn van de spirituele dimensie van het bestaan en het leven. Het is in feite zo dat degenen die het bestaan beperken tot materie en die slechts denken in fysische termen, niet goed kunnen waarnemen en begrijpen wat metafysisch en spiritueel is. Bovendien worden, omdat degenen die alleen kunnen imiteren radicaler zijn in hun geleende houdingen dan hun voortbrengers en omdat imitatie vaak de realiteit overschaduwt, deze zogenoemde intellectuelen radicaler in het afwijzen van het spirituele en het metafysische en ze ontberen adequate kennis van materie en van wat belangrijk is.

Omdat de spirituele en metafysische dimensie van ons vereist dat we verder gaan dan onze gewaarwordingen en instincten, tot aan verre en enorme horizonnen, begrijpen materialisten de dimensie niet en houden ze er ook niet van. Met andere woorden, ze beperken hun denken tot slechts hetgeen ze kunnen waarnemen en ervaren. Ze misleiden zichzelf en anderen ermee dat het bestaan alleen bestaat uit zijn materiële dimensie en ze doen zichzelf voor als ware intellectuelen.

Ondanks hun claims en de beweringen van hun Westerse tegenhangers, is het moeilijk om te accepteren dat de Westerse wetenschappelijke manier van denken, hoewel primair materialistisch, altijd gescheiden is geweest van spiritualiteit en metafysica. De moderne Westerse beschaving is gebaseerd op de drie-eenheid van het Griekse denken, het Romeinse rechtsstelsel en het christendom. Dit laatste levert, in ieder geval theoretisch, een bijdrage aan de spirituele dimensie. Het Westen heeft zich nooit compleet ontdaan van het platonistische denken, hoewel het erin faalde om het te verenigen met de positivistische en rationalistische filosofie. Het heeft ook nooit voorgewend dat filosofen als Pascal en J. Jeans nooit hebben bestaan, en het heeft Bergsons intuïtionisme nooit verworpen. Bergson, Eddington, J. Jeans, Pascal, Bernhard Bavink en Heisenberg zijn net zo belangrijk in het Westerse denken als Comte, Darwin, Molescholt, Czolba en Lamarck. Sterker nog, het is moeilijk om een atheïstische wetenschapper en filosoof te vinden voor het midden van de negentiende eeuw.

Het metafysische denken en spiritualiteit zijn daarentegen bijna geheel afgedankt door veel moslimintellectuelen. Metafysisch denken en het spirituele leven zijn belasterd en gedegradeerd en uit naam van bepaalde ideeën, gereduceerd tot simplistische slogans als verlichting, verwestersing, beschaving, moderniteit en vooruitgang. Zulke slogans zijn ook gebruikt om traditionele islamitische waarden te havenen.

Met de uitdrukking ‘de horizon van de hoop’ bedoelen e het volgende: het reizen voorbij de zichtbare dimensie van het bestaan en het beschouwen van het bestaan als een verbonden geheel in de absentie waarvan dingen en gebeurtenissen niet kunnen worden waargenomen zoals ze werkelijk zijn, en waarvan zijn essentie en relatie met de Schepper, of de relatie tussen Hem en de mensheid, niet kan worden bevat. Wetenschapplijke disciplines die hun eigen verhandelingen in afzondering van elkaar behandelen en de overheersende materialistische aard van de wetenschap die het bestaan en het leven hebben gecompartimenteerd, kunnen de realiteit van de materie, het bestaan en het leven niet ontdekken.

Als men zulke onderzoeken bijvoorbeeld tegenkomt in de geneeskunde, worden mensen gezien als samengesteld uit vele afzonderlijke mechanismen. De consequenties zijn makkelijk te herkennen: Het bestaan is ontdaan van zijn bedoeling en verbondenheid, en het wordt voorgesteld als bestaande uit afzonderlijke elementen die slechts bestaan uit materie. De enige manier om het leven en het bestaan volledig te begrijpen en waarderen is echter door het bestaan te ervaren door het prisma van de geest en het metafysische denken. Verwaarlozing van deze manier om te leven betekent het forceren van de rede om buiten zijn bereik kritiek op dingen te leveren en om intellectuele inspanningen binnen de grenzen van zintuiglijke impressies op te sluiten. Maar als we aandacht schenken aan het geluid in ons geweten, zullen we waarnemen dat de geest nooit tevreden en bevredigd is met slechts zintuiglijke impressies.

Alle grote, langdurende en veelomvattende denkmethodes ontwikkelden zich op de grondvesten van metafysica en spiritualiteit. De hele klassieke wereld was gesticht en gevormd door heilige teksten als de Koran, de Bijbel, de Veda’s en de Upanishads. Het ontkennen of vergeten van anti-materialistische Westerse geleerden, wetenschappers en filosofen als Kant, Descartes, Pascal, Hegel en Leibniz betekent het negeren van een essentiële lijn van het Westerse denken.

We kunnen ons slechts een nieuwe, betere wereld die gebaseerd is op kennis of wetenschap voorstellen, als we kijken naar het concept van de wetenschap door het prisma van de metafysica. Moslims hebben nog geen concept van de wetenschap in de ware zin van het woord ontwikkeld, namelijk één die is voortgekomen uit de Koran en de islamitische tradities die voornamelijk door de Koran en de ervaringen van de Profeet zijn gevormd. De toepassing van wetenschap of technologie door een onverantwoordelijke, zelfzuchtige minderheid heeft meer rampen dan voordelen voortgebracht.

Als moslims de lange vernedering willen beëindigen en als ze willen helpen een nieuwe, gelukkige wereld te stichten die op zijn minst gelijk is aan het Westen, moeten ze de ouderwetse positivistische en materialistische theorieën vervangen door hun eigen gedachten en inspiraties. Ze moeten, zich bewust van hun pijnen en problemen in het verleden, grote inspanningen leveren om deze te definiëren en te genezen.

Een waarlijk concept van de wetenschap verenigt spiritualiteit en metafysica met een uitgebreide, allesomvattende visie die de intrinsieke en onbreekbare relatie tussen enige wetenschappelijke discipline en het bestaan in zijn geheel bevestigt. Slechts een concept dat het geheel in zijn volledigheid omarmt kan waarlijk wetenschappelijk worden genoemd. Het bezien van het bestaan als afzonderlijke elementen en het proberen om het geheel ervan te bereiken, eindigt in het verdrinken te midden van de massa. Het omarmen van het geheel en daarna het bestuderen van de verschillende delen in het licht van het geheel, staat ons daarentegen toe om gezonde conclusies te trekken over de werkelijkheid van het bestaan.

Spiritualiteit en metafysica zorgen, met hun ruimste dimensies, ook voor kunst. Kunst kan in feite alleen zijn ware identiteit bereiken door spiritualiteit en metafysica. Een artiest ontdekt de innerlijke wereld van de mensheid – met al zijn gevoelens, opwinding, verwachtingen, frustraties en ambitie – en de relaties met de buitenste dimensie van het bestaan. Het laat die zien in vormen die geschikt zijn voor het medium dat wordt gebruikt. Kunst drukt onze innerlijke essentie uit, welke in doorlopende beweging is om terug te keren naar haar bron. Met andere woorden, artiesten verenigen de inspiraties van dingen en gebeurtenissen die, vanuit alle hoeken van het bestaan, hun geest binnenstromen. Door alle verschijnselen en fenomenen samen te brengen, presenteren ze dingen in volledigheid aan ons.

Denk eraan dat de meest belangrijke bron van wetenschap, filosofie, kunst en zelfs van deugden en moraal, de metafysica is. Heel het bestaan kan worden waargenomen met een gezonde wijze van denken die is gebaseerd op zuivere metafysica. Dit maakt het ons mogelijk om het hele bestaan als geheel te beschouwen en ons door zijn diepere dimensies heen te bewegen. Zonder spiritualiteit en metafysica kunnen we geen gemeenschap bouwen op gezonde funderingen en een dergelijke gemeenschap moet constant bedelen bij anderen. Gemeenschappen die gezonde metafysische concepten missen, zijn vatbaar voor een identiteitscrises.

Om een nieuwe, gelukkige wereld te bouwen waarin menselijke deugden en waarden een gepast belang krijgen en waarin ze effectief zijn in het vormen van beleid en aspiraties, moeten alle mensen, ongeacht hun religie, de spiritualiteit en metafysica die in de God-openbarende religies worden geleerd, herontdekken en herbevestigen.